Uit het dossier bleek dat cliënt had gereden in een auto met gestolen Belgische kentekenplaten. Ter terechtzitting verklaarde hij dat hij wist dat hij in een auto reed met kentekenplaten die niet aan hem toebehoorden en niet aan de auto gekoppeld waren. Hij had immers zelf aan een kennis gevraagd of hij deze mocht lenen en hij wist dat kentekenplaten in België op naam staan (en niet aan een specifiek voertuig zijn gekoppeld). Cliënt verklaarde voorts dat hij op het moment dat hij de kentekenplaten leende weliswaar wist dat dit geen juiste gang van zaken was, maar dat hij op geen enkel moment heeft vermoed dat de kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren. Naar het oordeel van de rechtbank had cliënt weliswaar meer onderzoek moeten verrichten naar de herkomst van de kentekenplaten, echter dit is onvoldoende om te kunnen bewijzen dat cliënt op het moment van het verkrijgen van de kentekenplaten had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. Om die reden is client vrijgesproken ter zake heling van kentekenplaten. In deze zaak is door het O.M. geen hoger beroep ingesteld.
[Lees hier het vonnis].