Skip to main content
16 mei 2021, mr. C. Lammers (Strafrechtadvocaat)

De Wet straffen en beschermen
“Wet van 24 juni 2020 tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling.”

Binnenkort treedt de ‘Wet straffen en beschermen’ in werking. Dit zal naar verwachting op 1 juli 2021 zijn. Met deze wet wordt de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen gewijzigd. De essentie van deze wet is dat veroordeelden van zware misdrijven voortaan niet meer vrijkomen nadat zij 2/3e  van hun gevangenisstraf hebben ondergaan. De voorwaardelijke invrijheidstelling (V.I.) gaat bovendien maximaal twee jaar voor het einde van de straf in en niet eerder, zoals thans het geval is. Het Openbaar Ministerie (O.M.) zal daarbij per geval de afweging maken of een gedetineerde eerder vrij kan komen. Dit gebeurt op basis van een evaluatie van het gedrag van de gedetineerde, de slachtofferbelangen en het gevaar (voor herhaling) voor de maatschappij. Ook verlof wordt minder vrijblijvend en vanzelfsprekend. Alleen als de gedetineerde zich goed gedraagt, komt hij in aanmerking voor verlof. Wie zich volgens het O.M. onvoldoende inzet, zet zijn verlof op de tocht. Ook kan het O.M. bij slecht gedrag besluiten dat een gedetineerde nog geen V.I. krijgt.

Wat gaat er precies veranderen?

Het verlofstelsel

Het algemeen verlof en regime-gebonden verlof komen te vervallen. Daarvoor in de plaats komt het re-integratieverlof. Re-integratieverlof is alleen toegestaan wanneer het een concreet re-integratiedoel dient, zoals het vinden van werk of een woning.

De Beperkt Beveiligde Inrichtingen (BBI) en Zeer Beperkt Beveiligde Inrichtingen (ZBBI) verdwijnen. Daarvoor in de plaats komt de Beperkt beveiligde afdelingen (Bba). In de laatste fase van de detentie kan een gedetineerde vanuit de Bba buiten de gevangenismuren gaan werken.

Om voor de Bba in aanmerking te kunnen komen, vindt door het O.M. een evaluatie plaats van het gedrag van de gedetineerde, de slachtofferbelangen en het gevaar (voor herhaling) voor de maatschappij.

De voorwaardelijke invrijheidstelling (V.I.)

Ook wordt het stelsel van de V.I. gewijzigd. Veroordeelden zullen niet meer van rechtswege in aanmerking komen om voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. In plaats daarvan zal per individuele gedetineerde, op eigen aanvraag, een beslissing worden genomen over de voorwaardelijke invrijheidstelling en de daarbij behorende voorwaarden. Ook voor deze aanvraag wordt door het O.M. gekeken naar het gedrag van de gedetineerde, de slachtofferbelangen en het gevaar (voor herhaling) voor de maatschappij.

De V.I.-periode mag nog maximaal twee jaar bedragen. In de huidige regeling kan de V.I. maximaal 10 jaar bedragen. Iedereen die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar of meer zal hiervan de gevolgen ondervinden. Wanneer iemand bijvoorbeeld een gevangenisstraf opgelegd krijgt van 18 jaren, dan komt diegene onder de huidige regeling na 12 jaar in aanmerking voor V.I. De V.I. ziet dan op de resterende straf van 6 jaren. Met de nieuwe regeling komt diegene echter pas na 16 jaren in aanmerking voor een V.I. De V.I. ziet dan op de resterende twee jaar. Deze nieuwe regeling geldt voor iedereen die na de inwerkingtreding van de wet wordt veroordeeld.

Het O.M. bepaalt dus of de veroordeelde voor V.I. in aanmerking komt. Dat gebeurt zonder bemoeienis van een rechter. Wel staat er gelukkig een rechtsmiddel open tegen een negatieve beslissing. Wanneer het O.M. beslist dat een veroordeelde niet in aanmerking komt voor V.I., kan hij tegen deze beslissing binnen twee weken bij de rechtbank een bezwaarschrift indienen. De rechter zal hierbij echter slechts terughoudend mogen toetsen of het O.M. in redelijkheid heeft kunnen komen tot de afwijzende beslissing. In de tussentijd blijft de gedetineerde vastzitten; het bezwaarschrift heeft geen opschortende of schorsende werking.

Het penitentiair programma (P.P.)

Het penitentiair programma blijft dan ook behouden en biedt een voorwaardelijk kader om gedetineerden geleidelijk voor te bereiden op hun terugkeer in de samenleving. Het penitentiair programma wordt gereserveerd voor straffen waarbij een gedetineerde niet in aanmerking kan komen voor V.I. (b.v. straffen van een jaar of korter). Ook worden de criteria voor deelname aan het penitentiair programma meer gelijkgesteld aan de criteria voor het verlenen van V.I.

Overgangsrecht

De nieuwe wet gaat zoals gezegd gelden voor iedereen die na inwerkingtreding van de wet (waarschijnlijk 1 juli 2021) wordt veroordeeld. Voor iemand die onder de huidige regeling wordt veroordeeld, kan een straf gunstiger uitvallen dan voor iemand die na juli 2021 voor hetzelfde feit tot dezelfde straf wordt veroordeeld.

Dit kan aanleiding zijn voor de veroordeelde om niet in hoger beroep te gaan, zeker wanneer door de rechtbank een gevangenisstraf van 6 jaren of meer is opgelegd. Zou de rechtbank bijvoorbeeld vóór 1 juli 2021 een gevangenisstraf opleggen ter hoogte van (bijvoorbeeld) 9 jaren, dan komt diegene onder de huidige regeling na 6 jaren automatisch in aanmerking voor V.I. Gaat de veroordeelde hiertegen in hoger beroep en wordt zijn zaak door het gerechtshof ná 1 juli 2021 behandeld, dan zal hij langer in detentie verblijven wanneer hij door het gerechtshof tot dezelfde gevangenisstraf van 9 jaren wordt veroordeeld. Immers, dan is de Wet straffen en beschermen reeds van toepassing en kan de veroordeelde pas na 7 jaren in aanmerking komen voor de V.I. Daarbij dient hij hiertoe zelf een verzoek in te dienen en wordt er gekeken naar zijn gedrag gedurende de gehele detentie, eventuele risico’s en de belangen van slachtoffer(s) en de samenleving.

Conclusie

De vrijheden en rechten van gedetineerden worden met de inwerkingtreding van de Wet straffen en bescherming aanzienlijk beperkt. Veroordeelden zullen in veel gevallen langer in (kale) detentie verblijven, terwijl de periode om begeleid te worden op een terugkeer in de samenleving veel korter is. In de ergste gevallen zal bij vrijlating helemaal geen begeleiding hebben plaatsgevonden. Wat mij betreft ligt met deze wet de nadruk op zwaarder ‘straffen’. Hoe deze wet zich verhoudt tot het uitgangspunt ‘beschermen’ is mij gelet op de verandering van de re-integratiemogelijkheden ook niet duidelijk!

Resumé

De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • De voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) wordt maximaal 2 jaar. Nu is dat nog 10 jaar.
  • Verlof wordt minder vrijblijvend en vanzelfsprekend (enkel mogelijk als dit is gericht op re-integratie).
  • De (Zeer) Beperkt Beveiligde Inrichtingen (BBI en ZBBI) verdwijnen. Gedetineerden kunnen in de laatste fase van hun detentie buiten de muren aan het werk in de nieuwe Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA).
  • Het Penitentiair Programma (PP) vervalt voor gedetineerden die langer dan 1 jaar straf hebben en duurt op grond van de nieuwe wetgeving maximaal 2 maanden.